Negen maanden

 zat ik in jouw buik.

Jullie wachtten vol spanning

op mij.

Die tijd duurde en duurde

 het verlangen intenser

  en dieper.

              Tijd.

Net op tijd werd ik geboren

Het was de mooiste tijd

van jullie leven.

Toen als kind bleven

jullie zeggen.

Wat gaat de tijd toch vliegensvlug voorbij

van baby tot puber.

Maar ik was helemaal niet blij.

Om uit te mogen gaan moest ik wachten

de tijd was daar nog niet rijp genoeg voor.

                    Tijd.

Eindelijk volwassen nog

had ik zoveel tijd

tijd om te studeren,

Om uit te gaan te feesten,

Tijd om te leven.

                  Tijd.

Stilletjes aan  werden wij ouder

de tijd versnelde onze levens

                 Tijd

Plots zijn we in pensioen

Willen nog heel veel dingen

kunnen doen.

Wat vliegt de tijd voorbij

Hoeveel tijd hebben

       wij nog

Tijd voor jou en mij?